Inhoudsopgave
De Complexe scheiding is een ‘blessing in disguise’ voor de hulpverlening: een zegen in een vermomming. Niet voor de twee partners die uit elkaar gaan natuurlijk. Voor hen is de scheiding en alles wat daar mee samenhangt een periode van ellende die gepaard gaat met heftige emoties: verdriet, angst, machteloosheid en boosheid strijden met elkaar om voorrang. Voor de kinderen is het al helemaal geen ‘geluk bij een ongeluk’ zoals de Nederlandse wat minder passende uitdrukking luidt.
Iedereen die betrokken is bij gezinnen waarin de ouders in een langdurig conflict met elkaar zijn geraakt, weet hoezeer de kinderen last hebben van deze situatie. Ze lijden vanwege hun eigen verdriet en ze lijden omdat ze hun ouders zo onmachtig, angstig en boos zien.
Maar de hulpverleners en dan vooral de jeugdprofessionals zouden dankbaar moeten zijn dat de nood en de vragen van deze ouders en hun kinderen op hun pad komen. Vooropgesteld: dat zijn ze in de praktijk meestal niet. Wanneer ik bij trainingen vraag naar hun ervaringen in het werken met deze ouders en kinderen, volgt er nogal eens een diepe zucht of een verhaal vol frustratie.
Eisende opstelling
De hulpverleners zijn verontwaardigd over hoe deze ouders de belangen van zichzelf boven de kinderen lijken te stellen en uiten hun onbegrip over het onvermogen van de ouders om het verdriet en de verlangens van hun kinderen te zien. De empathie die zij voor de situatie van het kind voelen vertaalt zich niet zelden in een weinig begripvolle, eisende instelling ten opzichte van de ouders. “Stop gewoon met die strijd, doe normaal, gedraag je eens als een volwassene”, zouden zij de ouders wel willen toeschreeuwen. Begrijpelijke reacties, zeker wanneer we in ogenschouw nemen dat de ouders die zichzelf hebben verloren in ‘de maalstroom van het conflict’, zoals Lieve Cottyn1 dit noemt, de hulpverlener ook nogal eens meesleuren in hun complexe strijd. De hulpverlener wordt, subtiel of dwingend, er toe aangezet om te kiezen: sta je aan mijn kant, of aan die van mijn ex-partner? Het welbevinden of de veiligheid van het kind wordt hierbij, opnieuw subtiel of dwingend, tot verantwoordelijkheid van de hulpverlener gemaakt.Kwetsbaarheid en de jeugdprofessional
Juist op dat laatste punt is de jeugdprofessional kwetsbaar. Veel hulpverleners voelen zich vanuit zichzelf al in enige mate verantwoordelijk voor het welzijn van kinderen. Ze worden, zoals ieder mens, geraakt door wie het meest kwetsbaar is. En sommige hulpverleners worden nog iets meer dan gemiddeld geraakt omdat ze vanuit hun eigen ervaringen als kind zo meevoelen met het verdriet of de angst van dit kind te midden van de onmachtige ouders. Zo is het altijd al geweest in de zorg en dat is een goede zaak. “De hulpverlener is meerzijdig partijdig, maar binnen die meerzijdige partijdigheid hebben de meest kwetsbaren voorrang”, zo leerde ik al van mijn opleider Else Marie van den Eerenbeemt. Alleen is daar in de afgelopen 25 jaar een aspect bijgekomen dat tot die tijd vreemd was aan de hulpverlening. Dat betreft de gedachte dat die hulpverlener ook daadwerkelijk verantwoordelijk is of kan worden gesteld voor het welbevinden van kinderen. En dat ouders en de samenleving daar een beroep op kunnen doen en de hulpverlening vervolgens kunnen blameren wanneer zij niet in deze onmogelijke taak slagen.De parentificatie van de jeugdzorg
Ik schreef daar al over in een artikel2 in 2009 onder de titel “De parentificatie van de jeugdzorg” Ik maak daarin de vergelijking tussen dit proces van verantwoordelijk maken van de hulpverlening voor de veiligheid en het welbevinden van kinderen, en het parentificatieproces zoals dat ook in gezinnen gebeurt waar kinderen verantwoordelijk worden gemaakt voor zaken waar zij niet verantwoordelijk voor zijn. Ik beschrijf in dat artikel ook de negatieve gevolgen die deze verwachting van de hulpverlening heeft voor het functioneren van die hulpverlening.Hulpverleners zijn iets anders gaan doen
Die ontwikkeling is sinds het verschijnen van dat artikel alleen maar verder gegaan. Eén van de reacties van de jeugdzorg op die drang vanuit de samenleving was het vaker uit huis plaatsen van kinderen, al dan niet gesloten. Een reactie waar inmiddels door dezelfde samenleving die daar toen op aandrong schande van wordt gesproken: “Hoe heeft de jeugdzorg het die kinderen en hun ouders aan kunnen doen?”. Het antwoord van de jeugdzorg kan kort en doeltreffend zijn: “Omdat u, ouders en samenleving, hierop aandrongen. U eiste veiligheid en dreef de jeugdzorg in een fuik van risicotaxatielijsten, veiligheidsafspraken en een almaar uitdijende Veilig Thuis organisatie. U heeft ervoor gezorgd dat er steeds meer hulpverleners iets anders zijn gaan doen dan hulp verlenen. Dat ze in plaats daarvan zijn gaan casemanagen, monitoren, coördineren, volgen, risico’s taxeren en cases regisseren.” Maar ‘gelukkig’ zijn er nu al een heel aantal jaren de complex verlopende scheidingen. Zij maken de hulpverlening en in bijzonder de jeugdzorg heel snel helder dat er heel weinig te monitoren en te regisseren valt. Ze laten zien dat de grootste valkuil eruit bestaat dat de hulpverlener zich verantwoordelijk laat maken voor het welzijn en de veiligheid van de kinderen. Want als de hulpverlener dat doet, raakt hij of zij al snel verstrikt in de strijd die de onmachtige ouders voeren.Terug naar ons vak
De Complexe scheiding brengt de hulpverlener in de jeugdzorg weer terug naar zijn of haar vak. Dat vak bestaat primair uit het bijstaan van cliënten (ouders en kinderen) in hun situatie van ellende en nood. En daar achteraan volgt een reeks aan professionele vaardigheden waar de jeugdprofessional mee vertrouwd is of weer vertrouwd mee moet worden gemaakt. Managen, monitoren, coördineren, volgen, risico’s taxeren en regisseren zijn hierin soms nodig, maar behoren zeker niet tot de kernvaardigheden. Luisteren, erkennen, troosten, oog hebben voor onrecht en gedane investeringen, aanspreken op verantwoordelijkheid, uitdagen en confronteren, hoop geven, stilstaan bij verlies en rouw, inzicht geven in patronen en ‘er gewoon maar een tijdje bijblijven terwijl er niets verandert’, zijn zo wat vaardigheden die meer van belang zijn. Geduld hebben, het uithouden, om kunnen gaan met machteloosheid en grenzen kunnen stellen, zijn ook heel helpende vaardigheden. complexe scheidingWeerstand bieden
Maar weerstand bieden tegen alle dynamiek die je verleidt om iets anders te gaan doen dan je vak uitoefenen (een dader aanwijzen, het kind gaan redden, ouders beschuldigen, de enige en juiste waarheid zoeken, oplossingen aandragen, in de appgroep van ouders gaan zitten, het juridisch kader maar even aan de kant te schuiven), is misschien wel de belangrijkste en moeilijkste vaardigheid.Verder ontwikkelen m.b.t. complexe scheiding
Kortom: ouders en kinderen die verwikkeld zijn in een complexe scheiding helpen ons om ons vak als hulpverlener weer terug te vinden en dit af te bakenen wanneer andere domeinen (de gemeente, de politie, het onderwijs, de advocatuur) ons willen gaan vertellen wat wij het beste kunnen doen. Wil je meer leren over hoe je die juiste positionering vindt? TIMM Consultancy verzorgt voor professionals in de jeugdzorg trainingen die helpen bij het vinden van een goede attitude en effectieve vaardigheden in het werken met deze ouders en hun kinderen. Mijn collega’s en ik hopen je in één van die trainingen te ontmoeten! Geschreven voor TIMM Consultancy door René KnipBronnen complexe scheiding:
- Cottyn, L., (2021). Complexe scheiding. Uit de maalstroom van het conflict. Een systemische gids voor hulpverleners. Antwerpen. https://www.tijdschriftsysteemtherapie.nl/inhoud/tijdschrift_artikel/ST-34-3-12/Complexe-scheiding-Uit-de-maalstroom-van-conflict-Een-systemische-gids-voor-hulpverleners
- Knip, R. (2014). De parentificatie van de jeugdzorg. In: Vakblad voor Contextuele Hulpverlening (14), 2009-2, p. 5-9
- René schreef ook mee aan het Handboek contextuele hulpverlening – Op verhaal komen in de dialoog | Systeemtherapie
- https://www.tijdschriftsysteemtherapie.nl/inhoud/tijdschrift_artikel/ST-35-4-9/Handboek-contextuele-hulpverlening-Op-verhaal-komen-in-de-dialoog